WIst je dat?
De kleine panda heeft haren op zijn voetzolen.
We noemen de kleine panda ook de rode panda.
De kleine panda is ontdekt in 1825.
De kleine panda en de reuzenpanda zijn allebei heel schattig, maar ze zijn geen familie van elkaar! De reuzenpanda is een echte beer en is dus familie van de ijsbeer en de bruine beer. De kleine panda behoort net als de wasbeer en de neusbeer tot de familie van de ‘kleine beren’.
De kleine panda leeft in de bamboebossen van China, Indië, Bhutan, Myanmar en Nepal. Hij kan heel goed klimmen in de bomen. Overdag slaapt hij vaak in een boom. Dan legt hij zijn lange pluimstaart over zijn gezicht, lekker warm. Een kleine panda is heel kieskeurig. Hij eet alleen de verse, jonge blaadjes van de bamboe. Hij eet niet alleen bamboe, maar af en toe ook jonge vogels, muizen en eieren. Een kleine panda is dus een alleseter of een omnivoor.
Een reuzenpanda krijgt meestal maar één jong per keer. Bij een kleine panda is dat anders. Soms krijgt de moeder één jong, maar meestal twee. Soms ook drie of vier. De moeder zorgt helemaal alleen voor het jong. Tot het helemaal alleen voor zichtzelf kan zorgen, na één jaar en een half.
Bij de geboorte heeft het jong van een kleine panda al een rode vacht. Zijn ogen en oren zijn wel nog dicht. Bij een reuzenpanda is dat helemaal anders. Het jong is bij de geboorte heel klein en helemaal naakt.
De kleine panda is een bedreigde diersoort. Mensen kappen de bamboebossen waarin hij leeft om huizen en wegen te bouwen. WWF helpt natuurbeschermers in Nepal, India en China om het leefgebied van de kleine panda te beschermen.