wist je dat?
Een ringslang is ongevaarlijk en niet giftig voor de mens.
Er leven in België drie soorten inheemse slangen: de gewone adder, de gladde slang en de ringslang.
De ringslang behoort tot de familie van de waterslangen en kan heel goed zwemmen.
Een ringslang is een slanke slang van ongeveer één meter lang. Hij is grijsbruin van kleur en heeft een lichte geelwitte band achter zijn kop. Die kan je goed zien. De ringslang is gespierd en kan zich snel bewegen. Schuw is hij zeker, bij het minste gevaar gaat hij ervandoor. Als vluchten niet meer kan, scheidt de ringslang een heel stinkende vloeistof uit. Die komt uit zijn poep en stinkt naar knoflook en rotte dingen. Bwerk! Ook doet hij soms alsof hij dood is als hij wordt bedreigd.
Een ringslang eet in de eerste plaats amfibieën zoals kikkers, padden en salamanders. Hij eet zijn prooi levend op, in één keer en zonder te bijten! Net als de andere slangen, kan de ringslang goed ruiken. Dat doet hij niet met zijn neus, maar met zijn puntige tong. Daarom steekt een slang zijn tong zoveel uit!
Je kan de ringslang vinden in Europa, in Noord-Afrika en ook in het Midden-Oosten. In België is het de meest algemene slang! Een ringslang leeft in de buurt van water: in moerassen, langs meren, natte graslanden en vochtige bossen. Hij kan heel goed zwemmen. Overdag gaat de ringslang in het gras langs het water op zoek naar kikkers en padden, ’s nachts verstopt hij zich onder een rots of een houtblok.
De ringslang is in België een zeldzame soort en staat op de rode lijst. Het verlies van zijn habitat (= woongebied) is het grootste probleem. Beken en rivieren zijn vaak vervuild door de landbouw, moerassen drogen op en er komen meer autowegen. Ook zijn er steeds minder kikkers en padden en dat is nu net het voedsel van de ringslang.
Slangen zijn, net als alle reptielen, koudbloedig! Dat betekent dat hun bloed dezelfde temperatuur heeft als de omgeving. Daarom vind je slangen vaak op een steen in de zon. Ze warmen hun bloed op, zo kunnen ze sneller bewegen.